Lieve God,

ik ben met U opgevoed en heb nooit aan U getwijfeld. Wel zijn verschillende in omloop zijnde opvattingen over U gevallen, maar dit heeft U geenszins bezeerd.

Men zei dat U een persoonlijke God was, en dit geloofde ik niet, want personen zijn constructen van vergankelijkheid en U bent dat niet. Men zei dat U uiteindelijk zal oordelen over ieder mens, ze naar hemel of hel zal sturen, en dat heb ik als onzin van de hand gewezen telkens weer. Toch weet U wanneer ik lieg. Want U zit in mij als in ieder mens.

Waarom schrijf ik U als U alles al van mij weet? U weet niets van mij. U heeft geen belangstelling ergens ook maar lopen. U Bent, ook al is dat wat krom gezegd over U die nooit geboren en onsterfelijk is. Mijn conclusie was alweer enige tijd geleden dat U vóór de tegenstelling zijn en niet-zijn Zich ophoudt.

Maar waarom zeg ik dit U als U mij dit toonde? Heb ik U wat te bewijzen?

Nee. Ik wou vanavond schrijven en liep telkens spaak. Ik vond het mooiste onderwerp ten diepste vervelend. In een wereld waarin waanzin de norm is, is mijn antwoord op die waanzin steeds weer van die waanzin gemaakt. Dat is wat ik voelde, en het leverde me een schrijver´s blokkade. Toen dacht ik aan U. Ik dacht: Lips, geef je pen aan God. En nu zit U een beetje tegen Uzelf te praten!

In een al wat verder verleden klaagde eens een vriend dat hem het schrijven niet meer lukte, dat hij last had van a writers block. Ik zei toen eenvoudig: schrijf het op.

Zo ging het nu ook. Ik nam het probleem zonder oplossing geheel in en smolt ermee samen. (Als ik ik zeg dan bedoel ik vanzelfsprekend U). En in het samensmelten verandert de waarneming van veronderstelde grenzen: ze vervallen en laten onverdeeld probleemloos ervaren over.

Ik bid niet meer sinds ik in mijn jeugd besefte dat Intentie niet van enkele momenten is maar onverminderd ieder moment van het eerste belang is. Je zou ook kunnen zeggen dat bidden alomtegenwoordig is geworden. Waarmee ik niet heb gezegd dat mijn gebed steeds zuiver op de graat is. Ik verlaat gebed tevens om mijn duistere kanten te beleven. En waar dit uitstapje de overhand krijgt om ellende te ondergaan. Ik herstel van het duister toestaan.

Ik vertel U stellig niks nieuws. Ik spreek tot U om dit Hart te schonen. Als kind, voor het slapen gaan, keek ik altijd weer uit het zolderraampje in de nacht als ik aan U dacht en mijn expressies in stilte liet gelden. Ik voelde me steeds weer gehoord; hoe anders is dit in de wereld.

Ik wil best wel wat hulp van U, maar ik ken afschuw van het bedelend bidden. Dus ik laat het aan U.

Ik heb menig mens wiens wijsheid ik waardeer horen zeggen dat als ik Jezus zou vragen in mijn Hart te komen, dat Hij dan stellig komt. Maar ja, Jiddu Krishnamurti zei dat het chanten van Coca Cola gedurende tien minuten ook rustgevend is, terwijl hierin niet bepaald goddelijke inmenging gezien kan worden. Dus dat ligt wat lastig bij mij, dit geloven in beelden, formules en rituelen. In India verschijnt Krishna in dromen, hier Jezus, het lijkt nogal cultuur bepaald en geconditioneerd. Toch is mijn vraag reëel: ik wil gaarne mijn betrekkelijke visie overstijgen. Als ik Jezus mag ontmoeten en dan ook een fontein in het Hart voel ontspruiten, dan zal mijn voorbehoud stellig smelten.

U bent toch niet katholiek? Wat katholieken over U beweren vind ik van een kleuterschoolniveau. Mensen met een goed Hart en wel werkende hersenen zijn als katholiek bereid de grootste nonsense als uitgangspunt te nemen. Wat me doet denken aan de wetenschapper die meent dat alles verklaarbaar is maar wel eerst een Mirakel nodig heeft op zijn punt te maken.

Niet-weten is God, heb ik vaker gezegd, omdat dan Intimiteit optimaal is. Altijd als ik uit beeld verdwijn beleef ik U. Nooit als object, en nooit ben ik de kenner; beiden zijn afwezig als U gloort.

Wonderlijk, dit gebed voelt reeds verhoord.

.

.

Plaats een reactie