Verhaaltje over het verhaalloze

Het gat is deel van de rotsenpartij, en toch niet – Dunworley Beach

Is er iets dat ik niet ben? Ik heb dan wel van alles apart gezet middels labels, doch als ik stil ben besef ik alles in mij. Er is een etiket, er is taal voor nodig om de heelheid weer als verdeeldheid te doen toeschijnen. Nergens voor nodig. Zie ik als Karin rust op haar fraaie uitklapbare gele ligstoel, thee in haar hand, als ik in de stoel met lapjesbekleding zit en een goede mok koffie geniet.

In vroeger dagen was ik op zoek naar zelfrealisatie, tegenwoordig bezie ik moment na moment hoe ik zelfrealisatie ongedaan maak, wat steeds het inzicht oplevert dat weer bevrijdt van beperkte concepten. Eenheid kun je niet zoeken, is vanzelfsprekend immer reeds het geval. Nisargadatta zei (ik parafraseer): Er gaat geen weg naar Werkelijkheid, alle wegen leiden ervan af. Alles is hier, wat suggereert dat het anders zit valt voor mijn ogen door de mand. In mij, altijd in mij.

Begrijpen is van beperkte concepten gemaakt, als begrijpen zijn werk heeft gedaan wordt er niets meer begrepen, tenzij een probleem wordt opgeworpen, dan komt daar onmiddellijk antwoord op.

Jan van Delden heeft het, als hij het kleine ik benoemt, niet over het ego, maar over ‘de jantjes’. De jantjes staan voor alle neigingen die de heelheid van alles dreigen te breken. Als we van ‘ego’ spreken suggereren we een identiteit uit een stuk, maar niemand kan zo een identiteit in zichzelf ontdekken. Er zijn alleen maar neigingen; die als jantjes, in meervoud, te benoemen, doet veel meer recht aan wat een ieder in werkelijkheid meemaakt.

Jantjes worden opgemerkt, en meteen gepasseerd. Als je er een gaat analyseren of repareren dan is er feitelijk al een jantje die dat doet. Als je dat door hebt wordt het passeren van zulk een neiging een natuurlijke stap zonder inspanning. Wat vanzelfsprekend een grote ontspanning voor de lichaam-geest inhoudt. Het zoeken is weg gevallen. Wat nu?

Dagelijks leven. Doen wat je voor de neus komt om te doen. Jan zei: ik geef de jantjes regelmatig wat werk om te doen, je kunt niet in actie zijn en denken tegelijk. Zo kun je de jantjes koest houden.

Van Lester Levenson hoorde ik de term ‘droppen’: zodra een verdelende gedachte opkomt: laten vallen, onmiddellijk; niet bewaren voor latere analyse want dan raak je er alleen maar in vervlochten. Jan noemt dit ‘passeren’. Ik vind ‘passeren’ een passender woordkeuze. Bij ‘droppen’ klinkt de suggestie door dat mijn actie nodig is, wat ik-versterkend en verdelend werkt. Passeren is een vriendelijk bochtje ergens om heen zonder de wens iets te verwijderen; er treedt geen verdeling op, aandacht kiest zichzelf, houdt de wereld schadevrij.

De tuin vordert. Ik moet er steeds weer in kijken. De zes buxussen begonnen binnen twee dagen na het planten al nieuwe bladeren te geven. En gisteren mocht ik in een bos hier vlakbij stukken struik vinden, afgeknipt en weg gegooid, die hadden besloten desondanks te ontspruiten. Vele ervan staan nu in de tuin en langs onze parkeerplek in een van de perkjes. Morgen haal ik de rest op. Dit plezier dat tuinieren heet maakt het dat ik het fototoestel de gehele week onaangeraakt heb gelaten. Het globale onverstrooide zicht in en als ruimte, wint het van koning eenoog voor detail.

In vroeger dagen meende ik mijn intelligentie te ontplooien. Nu weet ik dat deze ontplooit als ik afwezig ben.

Naarmate de beperkende werking van labels en etiketten in het denken niet actief zijn, groeit het zicht op de oneindige mogelijkheden van een enkele situatie. Je beseft steeds meer hoe dom het eigen gelijk altijd geweest is. Omdat je dit besef toestaat, komt dit je bescheidenheid ten goede en ligt compassie met de medemens veel meer voor de hand.

We zijn niet op weg naar perfectie, perfectie is Oorsprong van schepping. Geloven in vorm en niet in Oorsprong, ja, dat is vragen om moeilijkheden. Die dan ook worden geschapen voor je, opdat je weer je Oorsprong leert waarderen. Maar dit klinkt wellicht als zou er van een vooropgezet plan door ene Schepper sprake zijn, en daar heb ik geen weet van. Ik doel op het feit dat Natuur zichzelf altijd herstelt in de vorm, en als dit niet lukt, is dualistisch menselijk denken zich ermee gaan bemoeien. Het heeft de waanzinnige wereld gemaakt. Het herstel begint als iemand de eigen illusie, door het lijden dat eruit voortvloeit, meer dan zat is. Zo iemand keert in.

Natuur heeft geen vorm nodig, vorm heeft Natuur nodig wil harmonie behouden blijven.

Zelfreflectie is een vorm van denken, wroetend binnen beperkingen en marges, waar naar binnen keren en onpartijdig zien het hele bouwwerk van aannamen ontmantelt zonder enige inspanning. Heftige emoties kunnen opkomen, net als in het gekkenhuis voordien, maar nu is er niet de schrik van controle te verliezen. Die bleek immers al niet te bestaan.

Vertrouwen ontstaat uit Ware grond, ook wel on-grond genoemd, omdat het geen substantie bevat, geen objectieve waarde kent. Het is er stil, er gebeurt niets. Mensen vrezen het, hangen extra lang in een verslaving die reeds meer ellende dan plezier sorteert, omdat het altijd beter dan stil en alleen zijn is. Het is niet beter. Het faalt. Ongecontroleerd zien zonder filters is altijd al de oplossing voor ongeacht wat. Wie nu geen zin in radicaal Werkelijkheid heeft, zal het later vinden. Het vertrouwen komt ook voor wie in de goot ligt. Het ene paard rent bij de schaduw van de zweep, het andere na tien slagen nog niet.

Maakt niets uit. Je bent waar je bent. Dit heet Oorsprong. Vanuit hier wordt alles waargenomen. Het is de penpunt, niet het verhaal.

Laten we met Skandalidis besluiten, voor de properen onder ons. Zeven middeleeuwse stukken van de virtuoos Stathis.

Plaats een reactie