Elpees uit mijn jeugd

De eerste elpee die ik ooit kocht was Tubular Bells van Mike Oldfield en zijn groep muzikanten. Ik was 12 jaar oud en zag op tv hun optreden, uitgezonden door de BBC op 1 december 1973. Dat was nog in zwart-wit, ik toon de opname die mij motiveerde tot aanschaf van de langspeelplaat in kleur.

De tweede schijf geperst vinyl die ik aanschafte droeg groeven die bij afspelen muziek van de Doobie Brothers liet horen, getiteld The Captain and Me, ook uit 1973.

Vanaf dat moment is mij onbekend wat de volgorde van albums die ik verwierf was, ik plaats hier exemplaren die voor mij speciaal waren, en die ik veelvuldig op de draaitafel had liggen.

Ik was reeds bewonderaar van gitarist Jan Akkerman toen ik zag dat hij in 1976 met Kaz Lux een elpee op de markt had gebracht; die moest ik hebben. Ik kan me goed herinneren dat ik die zaterdag, voor een avondje uit, de muziek keer op keer op keer bleef beluisteren, zo magisch vond ik de sferen die hier geschapen werden.

In hetzelfde jaar kwam Grandezza on Guitar uit van de Braziliaanse virtuoos Baden Powell. Ik was in een platenzaak in Heemstede, bracht dit exemplaar naar de toonbank, en de verkoper zei me met meest vriendelijke glimlach: ¨Ik ben blij dat er af en toe iemand langs komt die echte muziek komt kopen.¨ Ik was zeer vereerd met deze erkenning van mijn goede smaak.

Och, er was zoveel dat interessant was, maar wat stak daar met kop een schouders boven uit? Zeer zeker was Crime of the Century van Supertramp een album waar ik geen genoeg van leek te krijgen. In die dagen bestond de winkelketen Elpee nog, en ik bezocht daarvan een filiaal op de Gedempte Oude Gracht in Haarlem. Een donker hol, met neonlichten, waar je je niet snel bekeken voelde en als verlegen ventje vond ik dat wel fijn. Ter linkerzijde van de afreken balie stond een enorme stapel platen. Voor nog geen tien gulden kon je er één meenemen. Ik ging er voor. Toen ik deze thuis had uitgepakt bleek het zeer dun vinyl, een persing die je tussen je handen kon laten golven zodat deze zonder afspeel apparatuur al muziek maakte. Amerikaanse persing, werd mij verteld.

Op een dag, ik was jong volwassene en woonde in Den Haag, kocht ik een plaat van de groep genaamd Esperanto, waartoe ik verleid werd door de hoes en de zeer schappelijke prijs van 3 gulden en 95 centen. Ik begreep diezelfde dag al niet dat de muzikanten achter deze muziek geen groter bekendheid genoten. Magnifiek. Hun album Last Tango kan ik niet in zijn geheel hier plaatsen, gij krijgt van mij het openingsnummer, dat een cover van een Beatles lied behelst.

Ik had in zekere tijd omgang met twee gozers in Hilversum die mij intrigeerden, waarvan er één altijd in zwarte kleding en enorme boots rondging, de ander heette Johnny en was ik als een vriend gaan beschouwen. Drank, drugs en Funkadelic sloegen de klok. De donker geklede gast, die vaker aanwezig was maar waarmee ik feitelijk nooit werkelijk contact kreeg, zei op een avond dat hij met plezier uit zag naar de eindtijd van de wereld. Ik begreep dit niet, ook jaren later niet, maar nu ik aan hem denk acht ik de eindtijd ook reuze interessant; –juist nu tonen mensen hun ware gezicht of maskers. Het album dat volgt kent muzikale meesterschap gecombineerd met een humor die wellicht deze dagen voor meer mensen dan toen toegankelijk is geworden.

Vanzelfsprekend kan ik veel meer moois hier delen, maar overdaad schaadt, en dat willen we niet.

Omdat ik vaak graag eindig met een stuk muziek komt hier een van de fraaiste albums aller tijden, Blue van Joni Mitchell.

Plaats een reactie